Hoop
Een druilerige zaterdag.
Mama en ik brengen
een bezoek aan de Dossin kazerne in Mechelen, vanwaar tijdens de tweede wereldoorlog
meer dan vijfentwintigduizend mensen – vooral Joden en een paar honderd
zigeuners - naar Auschwitz werden gedeporteerd om nimmer weer te keren. Het is een beklijvende
ervaring ook als je de geschiedenis al kent. Het blijft onbevattelijk dat bijna
zes miljoen mensen op enkele jaren tijd eerst alle vrijheid en vervolgens het
leven gewelddadig werd ontnomen. Ze lieten het leven bovendien in de meest
afgrijselijke omstandigheden.
Honderden naakte
mensen dicht bij elkaar gejaagd in een put om enkele seconden later door kogels
te worden doorzeefd, staren angstig of verdoofd in of naast de camera. Wie
neemt die foto’s, vraag ik me af? En waarom? No filter. Geen afstand van
anderhalve meter of mondmaskers in deze jaren veertig van de vorige eeuw, maar
absoluut niets om jaloers op te zijn. Foto’s van vermoorde baby’s doen me deze
nacht dromen dat ik babysit op een dood kind. Ik durf het niet zeggen tegen de
moeder.
Neen, je wordt er niet vrolijk van maar het is zo belangrijk
nooit te vergeten wat nooit meer mag gebeuren. En in tijden als vandaag - ja, ik heb soms medelijden met mezelf, ik beklaag me vooral mijn verlies
aan vrijheid - deed het ons beiden ook licht schuldbewust verzuchten dat we het nog
wel eventjes kunnen volhouden, deze hedendaagse crisis. Dus op één of andere manier
verzacht het leed van een ander dat van jezelf. Het is een heel erg dubbel
gevoel waar ik niet trots op ben.
Het druilerige en
kille weer past bij dit sombere bezoek. Maar de Dossin kazerne zelf is vandaag een trots,
kraakwit gebouw. Alsof het de zonden van de daders en het bloed van de slachtoffers
heeft weggespoeld en met hoop uitkijkt naar een nieuw begin.
Een zondag in
zwartwit.
Het parelwitte
sneeuwlandschap trekt mijn aandacht, roept mij naar buiten. Een grote glimlach
verspreidt zich langzaam op mijn gezicht. Ik voel mijn lachrimpeltjes vrolijk
meebuigen.
Ik loop door de
krakende en knisperende kristallen en zet mijn voeten telkens neer waar nog
geen ander levend wezen de sneeuw heeft geraakt. Ik voel me als een kind zo blij en
vol verwachting, als een ontdekkingsreiziger die als eerste voet aan wal zet op
een tropisch eiland, als een astronaut die de eerste teen op de maan zet.
De dikke
sneeuwlaag lijkt alles schoon te wassen. Hij bereidt ons voor op een nieuw
begin. Vooraleer de lente en de zomer komen, in al hun glorie en bonte kleuren,
kuist de winter bescheiden het vuil geworden pad tot een propere, stralende en bijna verblindende loper. Die jaagt de zorgen en de pijn weg en brengt in hun plaats een stille
harmonie van gedempt geluid en de eenvoud van wit en zwart.
Deze keer ben ik
het die de foto’s neemt. Vandaag. Ze
lijken nochtans afkomstig uit een ver verleden, alle kleur is eraan onttrokken.
Uit de jaren veertig bijvoorbeeld. Ik neem deze foto’s om nooit te vergeten wat
altijd weer zal en moet gebeuren. Want zo lang er sneeuw is, is er hoop - zoals Herman de Coninck zo prachtig
verwoordt in zijn gedicht ‘winter’.
Zaterdag en
zondag. Ze waren zo verschillend in emoties en in toon. En toch stonden ze
beiden in teken van een onwrikbaar geloof in een nieuw begin.
(Volgend weekend
begin ik dan toch echt die kamer op te ruimen. Tenzij de lente al zou
doorbreken, uiteraard. Die gaat altijd voor 😉).
Zoveel kleur in je tekst over grijze en zwart witte dagen! Erg mooi om te lezen en even stil te staan.
BeantwoordenVerwijderenDank je, Karen!
VerwijderenNiet alleen kleur maar ook warmte in jouw woorden. Vooral de alinea over het ervaren als een kind en de ontdekkingsreiziger
BeantwoordenVerwijderen❤️
VerwijderenWat een mooie beschrijving van ons uitstapje! Hopelijk gaan we nog vaak samen op stap. Ik onthoud vooral de hoop op, of nee, het geloof in een nieuw begin.
BeantwoordenVerwijderen👍❤️ Ik hoop ook, neen: ik geloof dat wij nog veel op uitstap gaan 😉
Verwijderen