Modder

 

(copyright: de meeste foto's van de hand van onze fantastische vriendin en reisgenoot Martina Walla)

 We zijn in een heel eenvoudig gehuchtje in de Amazone van Peru. 

‘We’ dat zijn: mijn vriend Stijn, onze vriendin Martina en ikzelf. Al maanden zijn we samen op avontuur in Latijns-Amerika. Momenteel trekken we doorheen het Amazonegebied in Peru om langs rivieren van dorp naar dorp te reizen om uiteindelijk voet aan wal te zetten in Ecuador.



Na een boeiend jungleweekend met een hoofdrol weggelegd voor heel veel dikke, vette spinnen zoals de beroemde tarantula -die 's nachts minder schichtig is dan overdag-, arriveren we dus in dit kleine gehuchtje vanwaar onze rivieravonturen zullen beginnen.



Een tuk-tuk brengt ons naar onze slaapplaats voor de komende twee nachten, een ‘hotel’ met gevangeniskamers  -maar wie klaagt want deze keer hebben we tenminste nog elektriciteit en stromend water, wat niet altijd kan gezegd worden in de Amazonedorpen- onder een bar waar de muziek vanaf 11u ’s ochtends tot middernacht op het maximum staat. Hoe leeg ze ook is. 

Onderweg zien we iets heel vreemd: twee dronken mannen dansen op de straat, van kop tot teen besmeurd met modder. Het lijkt wel of ze als een soort Obelix in een ton met modder en bier zijn gevallen. We trekken grote ogen en lachen een beetje ongemakkelijk. Wat is dit?

Verderop in de straat trekken we nog grotere ogen: niet twee, maar tientallen mensen staan te dansen op een moddervéld rond twee immense bomen die vol spullen hangen: teilen, handdoeken, potten en pannen…dat soort ‘nutsdingen’. Waar zijn wij beland?



Onze tuk-tukchauffeur vloekt luid. Hij werd net bekogeld, niet met een sneeuwbal maar met een modderbal. Zijn kraakwitte t-shirt is nu niet meer wit. Hij verklaart: Het is carnaval!

 Carnaval in de Amazone. Daar hadden we helemaal niet aan gedacht, aan carnaval. Thuis vieren we het niet, al jaren niet meer. We hebben ook geen kinderen die verkleed naar school ‘moeten’ gaan in die dagen. Als je geen kinderen hebt, vergeet je veel tradities, besef ik, dit geheel terzijde. We plaatsen ook geen kerstboom, bijvoorbeeld. Op één of andere manier doe je daarvoor de moeite niet, als je geen kinderen hebt. Maar hebben wij dan niet het kind in onszelf te voeden?

 Ik zie de ogen van Martina glinsteren. Gaan we kijken, vraagt ze? Eerlijk gezegd, het ziet er een beetje gevaarlijk uit. Al die moddergevechten, al die drank. Stijn zegt wijselijk dat hij liever in de lege bar met de loeiharde muziek blijft met een lekker frisse, grote pint. Wij moeten het maar weten. Martina en ik zijn nieuwsgierig en vertellen onszelf dat de inwoners van de Amazone naar onze ervaring redelijk timide zijn en dat ze geen vreemdelingen gaan lastig vallen. Nee nee, ze gaan ons met respect en vanop een afstand natuurlijk wel heel nieuwsgierig gadeslaan. Net zoals wij hen. Zo zal het gaan. Niet meer en niet minder. We zijn perfect veilig.

 Dus daar gaan we. De rest is geschiedenis. We zijn nog geen minuut op de plek ‘des onheils’ als ik twee armen om me heen voel, een hand vol in mijn gezicht met een dikke pak modder, en smeren maar. It is carnaval!!! Ook Martina ontsnapt niet aan een gemene modderaanslag. Nadien proberen de stoute dorpsbewoners het goed te maken door ons een zoet maar sterk alcoholisch drankje aan te bieden. It is carnaval!!! Jaja. Zoveel Engels kunnen ze dan weer wel. 



Eerlijk, we vinden het geweldig grappig. Net zoals al die verlegen mensen rondom ons, want dat zijn ze in feite echt wel. Ze bekijken ons steels en lijken niet goed te weten hoe hard ze ons mogen uitlachen. Maar ik durf toch niet nog dichterbij de actie te komen. Want er is van alles gaande rond de twee grote bomen vol spullen. Een sterke, jonge vrouw danst rond één van de bomen en hakt erop in tot de boom onder luid gejoel neergaat…En iedereen stormt op de spullen af! Plots ontstaat er een schijnbare paniek en loopt iedereen weer weg, onze richting uit. Niet wetende wat er gaande is, begin ik mee te lopen maar ik glijd weg in mijn sandalen die nu vol modder hangen. Ik kijk om en zie Martina rustig blijven staan, lachend.

 


Martina. Zij wilde zo graag gaan kijken, zij met haar glinsterende ogen. Ik hou ervan hoe zij het kind in zich eert en op dat moment niet nadenkt over een mogelijk moddergevecht met gevaar voor schade aan geld en paspoort -wat wel een heel lastig gevolg zou geweest zijn. Ze wil zelfs nog langer blijven maar ik snak nu toch naar een verkwikkende douche om niet alleen modder maar ook vele takjes uit mijn haren, gezicht en kleren te wassen. Bovendien wil ik niet nog meer van die zoete, alcoholische drankjes aannemen – en het niet doen en toch blijven kijken, is mogelijk onbeleefd – want ik vrees dat ik dan misschien ook rond een boom ga beginnen dansen met een machete.

 


Martina en ik keren al giechelend terug naar onze gevangenis met bar. Stijn ziet ons komen en lacht meewarig. Ik wist het, he! Ja, schat, maar je hebt toch wat gemist. Het kind in ons giechelt gelukzalig verder onder de douche. Hoe we de modder ooit helemaal van ons gaan afspoelen? Misschien niet. Misschien blijft die bruine smurrie, die grond van de Amazone, nog heel lang in ons lijf en onze ziel.

Wanneer het volgend jaar carnaval is, zal ik aan Martina vragen: mag ik je glinsterende ogen zien? Waar laten we ons innerlijke kind los? Vanwaar halen we de modder? En deze keer wil ik niet te vroeg weglopen maar blijven en dansen, dansen, dansen,…tot het donker wordt. Wat niet erg laat is aan de andere kant van de wereld, maar toch 😉.

 

Reacties

Populaire posts